Ik heb een nieuwe pilootlamp geplaatst, maar mijn flitser werkt nog steeds niet. Is hij defect?

Waarschijnlijk is de zekering doorgeslagen wegens kortsluiting van de oude pilootlamp.
Kijk de zekering na en vervang deze door de juiste zekering.
– Bij illuStar zit een reservezekering verpakt bij de gebruikersaanwijzing.
– Bij de elfo Miqro serie zit een reservezekering in de zekeringdoos.
– Bij de elfo Quant serie is er aan aparte zekering voor de pilootlamp.

Mijn flitser werkt niet. Is hij defect?

Waarschijnlijk is de zekering doorgeslagen. Er zit een reservezekering bij elke flitser.
– Bij illuStar zit een reservezekering verpakt bij de gebruikersaanwijzing.
– Bij elfo zit een reservezekering in de zekeringdoos.
Kijk de zekering na en vervang deze door de juiste zekering.

Waarom flitsen de andere studioflitsers niet altijd mee?

– Als er veel licht in de studio is werken fotocellen niet altijd goed, daar zij het flitslicht niet voldoende kunnen waarnemen.
Om een betrouwbare werking van de fotocellen te bekomen moet het in de studio voldoende duister zijn.
– Het komt ook vaak voor dat b.v. een softbox de waarneming van het flitslicht verhindert, waardoor de ingebouwde fotocel niet goed werkt.
Om deze problemen te vermijden raden wij aan gebruik te maken van een RT-604A  radio wave flitsontspanner kit en iedere studioflitser te voorzien van een ontvanger RT-604AR.

Hoe stel ik mijn fototoestel in bij gebruik met studioflitsers

De automatische belichtingsregeling van uw fototoestel kan niet worden gebruikt.
Zet het fototoestel dus op M.
ISO – 100:
In de meeste gevallen is er voldoende lichtvermogen beschikbaar zodat we de laagste gevoeligheid van ons digitaal fototoestel kunnen gebruiken. Dit levert de hoogste beeldkwaliteit.
Witbalanse (WB) – Daglicht (zonnetje):
Op uw fototoestel zal u ook de witbalans moeten instellen. Indien u het toestel de witbalans automatisch laat bepalen, dan zal het de kleurtemperatuur van de pilootlampen gebruiken. Deze lampen hebben een kleurtemperatuur van 2800°K~3200°K (gloeilamp).
Studioflitsers hebben echter een kleurtemperatuur van +/-5400°K (daglicht). Bij de meeste fototoestellen komt de daglichtinstelling (zonnetje) vrij goed overeen met de kleurtemperatuur van studioflitsers.
Sluitertijd – 1/125 seconde:
– De sluitertijd instellen heeft totaal geen zin, want de flitser bepaalt de “sluitertijd”. De flitsduur is zodanig kort, dat de mechanische sluiter van het fototoestel de belichting niet kan beïnvloeden. Daarbij komt nog dat u bij het flitsen storende fenomenen bekomt bij te hoge sluitertijden. De sluitertijd stellen we bij een DSLR gewoonlijk in op 1/125 seconde of lager (de aangeraden sluitertijd voor gebruik van uw fototoestel met extern flitslicht is terug te vinden in de gebruiksaanwijzing van het fototoestel).
– De sluitertijd beïnvloedt de belichting niet; uw onderwerp zal even scherp en net hetzelfde belicht worden.
– De sluitertijd bepaalt enkel in welke mate het aanwezige omgevingslicht (sfeerlicht) de kans krijgt om in te werken op het beeld.
1/60 of lager geeft opnames met een goede waarneming van het aanwezige omgevingslicht (sfeerlicht).
1/125 geeft een minimale waarneming van het aanwezige omgevingslicht (sfeerlicht).
Diafragma – f/8:
De diafragmaopening bepaalt de belichting. Stel op het fototoestel het gewenste diafragma in afhankelijk van de gewenste scherptediepte richtwaarde f/8.
Maak testopnamen:
– Is het beeld te donker, verhoog het flitsvermogen of kies een groter diafragma (lager getal)
– Is het beeld te helder, verlaag het flitsvermogen of kies een kleiner diafragma (hoger getal)

Het aan te raden om een flitsmeter te gebruiken.